dinsdag 12 maart 2013

Naar de inheemse gemeenschap Alto Guyabal en op zoek naar bananen


Na de 1700 kilometer in de auto heb ik welgeteld één week om bij te komen voordat de volgende reis begint. Dit keer gaan we met het vliegtuig, een hele verademing. Ook al moeten we ter plekke nog grote stukken in een Jeep en over wegen die beiden alles behalve comfortabel zijn….

Ongeveer na vier uur schudden komen we aan bij de rivier (riviertje) Urada. Vanaf hier gaan we verder met de boot, althans dat was de bedoeling. We zijn echter met z’n achten: Padre Alberto, één collega, drie mensen van Christian Aid (waarvoor de reis is want zij hebben beeld en verhaal materiaal nodig), twee mensen van Peace Brigades International (ter bescherming) en ik. Owja en natuurlijk nog de twee mannen van Alto Guyabal die ons komen ophalen. Aangezien de boot eigenlijk meer een veredelde kano is (wel heel erg kundig met de hand gemaakt) passen we er niet met z’n allen in. Waarop we op het briljante idee komen om te gaan lopen, dat kan ook. Naar het dorp Alto Guyabal is het ongeveer 1,5 lopen, tenminste voor een indigena (blijf het Nederlandse woord indiaan een raar en ongepast vinden en aangezien men  hier ‘indigena’ zegt ga ik gewoon dat woord gebruiken). De zon brand, lunch hebben we niet gehad en we mogen dan bijna twee keer zo lang zijn als de gemiddelde indigena, we doen er uiteindelijk 3 uur over, twee keer zo lang.

En dan, na een lange en vermoeiende tocht door de jungle doemt daar dan eindelijk een dorpje op. Prachtige huizen, met hier een daar een (palm)boom aan een kristal heldere, beekachtige, rivier (dezelfde rivier die een heel stuk verderop helemaal dichtgeslibd is met hout*, maar we zijn nu dichter bij de oorsprong en dat maakt het verschil). Dit ‘Embera’ dorp is één van de vele Embera dorpjes binnen het Reservaat waar we nu zijn. Wij begeleiden hen, omdat een paar jaar geleden een Internationaal mijnbedrijf hun heilige berg wilde gaan exploiteren. Gelukkig hebben de gemeenschappen hier tot nu toe, geholpen door juridische stappen, een stokje voor kunnen steken. En gelukkig maar, want zo kan dit paradijs met zo’n eigen cultuur voorlopig nog blijven voortbestaan.

In het gebied groeit een boom met een vrucht waarvan het sap op inkt lijkt. Vrouwen, mannen en kinderen schilderen er zich helemaal vol mee en ook ik krijg een tijdelijk ‘tatoeage’, vier blaadjes, op mn onderarm. De tekening wordt uiteindelijk diep zwart en zit meer dan anderhalve week later nog steeds op mn arm. Een prachtige herinnering aan een bezoek dat zoveel indruk heeft gemaakt. Want ja, de Afro-gemeenschappen die we begeleiden hebben al een diepe indruk op me gemaakt, maar dit, dit gaat nog even een stapje verder. Ik vind het moeilijk om te beschrijven maar het gemeenschapsgevoel is hier anders, of anders, zo eigen. En dat is het denk ik, de mensen, de cultuur en manier van doen zijn heel eigen. Totaal anders van wat ik al ken, om het zo maar te zeggen. En ik, ik kan alleen maak dankbaar zijn dat ik op mijn laatste reis hier (althans voor nu, want zoals ze hier dan zeggen, je weet nooit wat de toekomst brengt) dit nog mag zien en deze mensen nog mag leren kennen.

Na Alto Guyabal keren we terug naar Curvardo. Waar de bananen, of beter gezegd, platano inspectie begint. De bananen bedrijven actief in de regio, inclusief de collectieve grond van de afro-gemeenschappen, exporteren bananen naar o.a. Nederland waar wij ze dan weer voor een habbekrats in onze supermarkten kunnen kopen. Ik ben aan het uitzoeken hoe de link met Nederland is en of er wellicht een link valt te maken tussen spotgoedkope bananen in Nederland en de landonteigening hier.

Hele stukken van het gebied staan, soms legaal, soms illegaal vol met platano (bakbanaan), maar ook de effecten van de Afrikaanse  olie palm en de massa veehouderij zijn eigenlijk gewoon onbeschrijfelijk. Hele stukken oerwoud zijn hier ‘omgetoverd’ tot weiden, waar een handjevol koeien vredig staan te grazen. Tja wat is dan schadelijker voor de natuur, de mega tallen in Nederland of de megaweiden (waar alles voor moet worden gekapt) in Colombia? Voor de koe is dit in ieder geval paradijs op aarde, met zoveel beenruimte dat een Nederlandse koe er spontaan van in paniek zou raken.

En dan de olie palm die in bijna het hele gebied is afgestorven, maar letterlijk diepe littekens heeft achtergelaten. De boom is zo hardnekkig dat de stronk bijna niet weg te krijgen is en dus er op hele stukken,zo ver je kijken kunt, kale stronken olie palm, met daartussen en/of er omheen bananen, yuca, koeien of zelfs één van de humanitaire zones. Het is kortom afschuwelijk hoe dit gebied nog voor zoveel jaren getekend zal blijven door deze kale palm boomstronken, die er spookachtig bijstaan en herinneren aan de paramilitaire palm bedrijven die hier na de ontheemding van de gemeenschappen jarenlang actief waren en die zovelen het leven hebben gekost.

Tegen deze palm bedrijven, of beter gezegd, hun eigenaren loopt één van de grootste zaken van Colombia. En redelijk succesvol, want één voor één verdwijnen de grote bazen achter de tralies. Mijn collega de die slachtoffers in deze zaak vertegenwoordigd is er maar druk mee en brengt de laatste maanden meer tijd in Medellín door dan in Bogota (deze zaak valt onder de bevoegdheid van de rechtbank in Medellín).

En daarmee loopt mijn laatste reis voor mijn werk hier teneinde. Ik kom flink ziek terug, iedereen eigenlijk, maar het was onvergetelijk.


*Zie mijn blog van 6 december op www.ditismijnmissie.nl: ‘Terug in Bogota na een week in een andere wereld’


Geen opmerkingen:

Een reactie posten