Ter inleiding aan
dit stukje wil ik eerst even zeggen dat na de eerste zes moeilijke weken van
administratieve (en dergelijke) rompslomp, het administratieve achter de rug
was maar het moeilijke nog niet. Sinds mijn aankomst hier heb ik geprobeerd om op mijn werk ‘mijn
plekje’ te vinden. Ik was klaar om me volledig op iets nieuws te
storten en met van alles en nog wat aan de slag te gaan. Helaas bleek dit
stukken moeilijker dan ik van tevoren ooit had kunnen denken en kwam ik terecht
in een volledige cultuur/organisatie schok waar ik nog steeds iedere dag mee struggle.
Mijn werk is een
spiegel die laat zien hoe bepaalde dingen die ik heel normaal vind, zoals
communicatie, teamoverleg, duidelijkheid, openheid en feedback ineens helemaal
niet meer zo vanzelfsprekend zijn. Het idee is dat ik me aanpas en hier mee om
leer gaan, maar dat is vaak moeilijker gezegd dan gedaan. Vooral wanneer ik me
juist door al deze elementen een beetje aan m'n lot overgelaten voel. En dus
probeer ik iedere dag weer de balans te vinden tussen hoe zij werken en hoe ik
kan functioneren, ook al vind ik het knap lastig om rapporten te schrijven met
een minimum aan communicatie en afwezigheid van feedback.
En dus zitten er
dagen tussen, vooral als ik slecht heb geslapen (en dat is sinds PV weer weg is
helaas weer wat vaker), dat ik me afvraag: wat doe ik hier? PV zit alleen in
Utrecht, ik zit alleen hier, ik ben hier omdat ik graag een eigen bijdrage wil
leveren aan iets waarvan ik denk dat het het goede is en niet om vervolgens zo
enorm vast te lopen, waardoor ik het idee heb dat ik er op dit moment niet uit
kan halen wat erin zit. En dus zou ik op dagen zoals vandaag het liefst zeggen:
ik kap ermee! Sorry, het lukt niet, ik kom terug en basta!
En toen belde vanavond
Andres, de enige Colombiaan van mijn leeftijd die ik al een vriend zou durven
noemen. Ik ben erg blij met zijn vriendschap, want hij is een gedreven
persoonlijkheid met een hele eigen mening (waar ik af en toe geen touw aan vast
kan knopen) en een ideaal.
Maar eigenlijk
hadden Andres en ik geen vrienden mogen worden. Dat klinkt een beetje raar,
maar wat ik bedoel is dat hij op dit moment eigenlijk niet in Colombia zou
moeten zijn.
Toen ik Andres
ruim twee maanden geleden leerde kennen vertelde hij me vol trots dat hij vanaf
begin februari voor een jaar in Costa Rica zou gaan studeren. Hij studeert daar
theologie, tot nu toe op afstand, maar had een beurs gekregen zodat hij het
laatste jaar daar zou kunnen studeren om zo de belangrijkste vakken echt te
kunnen volgen en zijn scriptie te kunnen schrijven. Dat hij die beurs had
gekregen was geweldig want op eigen kosten studeren is er voor Andres helaas niet
bij. Andres komt uit een volkswijk in het zuiden van Bogota (waar hij mij een
rondleiding heeft gegeven en de stadstuintjes heeft laten zien (zie: mijn
eerdere blog: Aarde)) en als hij op zaterdagavond na de laatste bus een taxi
naar huis wil nemen dan moet hij geluk hebben. Want de werkelijkheid is dat de
meeste taxichauffeurs geen zin hebben om daar heen te rijden.
Half januari kwam
hij echter met het nieuws dat hij nog niet kon gaan omdat er problemen waren
met zijn visum. Het consulaat eist namelijk dat je kunt aantonen dat je genoeg
inkomen hebt. Iets wat Andres niet kan, maar wat ook niet nodig is omdat hij
een beurs heeft en de universiteit zijn gehele verblijf betaalt. Een kleine
tegenslag maar de universiteit in Costa Rica zou het vanuit daar gaan regelen.
Ondertussen moest Andres natuurlijk wel hier wachten, maar oké dan maar een
paar weken later.
Vanavond belde
hij me (omdat ik zaterdag mee ga tuinieren in de stadstuintjes), zijn visum is
afgewezen. Ik moet nog horen
waarom precies, maar wat een rotstreek! Zelf was hij er vrij nuchter onder en
zei iets in de trant van ‘het is buiten mijn macht, dus ja niks aan te doen’… En dat terwijl ik weet hoe belangrijk dit
voor hem is. Want ja dit was de kans om zijn studie af te maken….
Ik hang op en
loop naar de badkamer, kijk in de spiegel en voel schaamte en boosheid.
Schaamte, omdat ik mezelf maar een aansteller vind. Ik die zoveel kansen heb en
krijg en daarbovenop ook nog de kans heb gekregen om hier te komen werken. Eenmaal hier ga ik vervolgens lopen grienen
omdat het allemaal zo ‘moeilijk’ is. En moeilijk is het ook, maar tegelijk is
het ook een kans, een kans die niet iedereen krijgt. Boosheid, omdat het niet
eerlijk is. Hij krijgt een kans van de universiteit, krijgt hij vervolgens geen
visum…. (en om het nog net één tikje
oneerlijker te maken: met mijn Nederlandse paspoort zou ik niet eens een visum
nodig hebben….)
En dus is de
realiteit dat Andres zijn zinnen moet gaan verzetten en nieuwe plannen moet gaan
maken. En ik, ik heb er een vriend bij, een vriend waarvan ik veel zal kunnen
leren, maar die ik liever naar Costa Rica had zien gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten